Ik wil je aaandacht! – waarom je daar niet aan toe moet geven

Ik heb altijd een grote behoefte aan intimiteit en liefde gehad. Ik wilde het liefst als een koalabeer aan mijn geliefde vastgeplakt zitten. Omdat ik dacht dat dat liefde was, zocht ik naar manieren om dat verlangen zoveel mogelijk te bevredigen. Ik wilde elke dag bij elkaar zijn en dan veel lichamelijk contact hebben. Dat dwong ik in zekere zin af. Ik liet overduidelijk merken dat ik niet blij was als ik een keer niet kon langskomen. Zelfs als ik op school was, op of mijn werk of bij vrienden, dan dacht ik nog aan hem. Ik eiste mijn vriendjes helemaal op en vond dat logisch. Ik stond er geen seconde bij stil hoe benauwend dat voor hen was. Enorm egoïstisch.. fase 1 van de liefde: ik heb je nodig om gelukkig te kunnen zijn. Het feit dat ze nooit (helemaal) aan mijn verlangen tegenmoet kwamen, veroorzaakte enorme ruzies en drama, maar zorgde er ook voor dat ik verliefd bleef. Zoals op mijn eerste vriendje, die me bedroog bij het leven, wel zeven jaar lang. Mijn leven voelde als een emotionele achtbaan: dolgelukkige perioden afgewisseld met veel verdriet en angst.

Pas toen ik ging lezen over verlatingsangst en hechtingsstijlen viel bij mij het bewustwordingskwartje. Dit was ik! Mijn houding in de liefde was niet normaal, maar ‘ongezond’. Ik leerde echter ook dat ik er niets aan kon doen dat ik dat grote verlangen had: het kwam voort uit mijn kindertijd, zo was ik geprogrammeerd. Maar ik kon er wel beter mee om leren gaan. Oftewel: kiezen voor iemand zonder hechtingsstoornis, die aan mijn verlangen naar intimiteit tegenmoet kon komen. Die het in elk geval niet op de spits zou drijven, door zich constant van me terug te trekken (zoals iemand met bindingsangst geneigd is te doen).

Maar ik viel niet op mannen die een gezonde liefdesvibe afgaven. Die vond ik oninteressant, saai zelfs. En op mannen met verlatingsangst knapte ik af, die vond ik wanhopig en needy. Ze verschenen niet eens op mijn radar. Vriendinnen wezen wel eens iemand aan, zo van “die is leuk voor je, dat is echt een lieverd!”. En hoewel ik kon zien dat deze mannen objectief gezien catches waren, voelde ik nul aantrekkingskracht.

Mijn vrienden (en de boeken die ik las) zeiden dan: geef het een kans, blijf je openstellen, “saai is goed”.

Hmm, nee, sorry. Alle veiligheid van de wereld woog niet op tegen de high die ik voelde als ik bij iemand was waar ik me toe aangetrokken voelde. Ik wilde échte liefde, passionele liefde. Ik wilde voelen dat ik leefde als ik bij iemand was.

Dus, er zat niets anders op dan proberen er het beste van te maken met de mannen waar ik wel op viel. Hoe kon ik dit laten werken? Hoe kon ik leren hen de vrijheid te geven die zij nodig hadden, zonder er zelf aan onderdoor te gaan? 

Ik wilde leren te dealen met mijn verlangen. Zonder het uit te leven door de aandacht op te eisen van mijn geliefde (of van meerdere mannen), maar ook zonder het verlangen weg te drukken en mezelf te verdoven met eten, lezen, slapen of tv. Daarbij kwam Tantra om de hoek kijken. In Tantra leer je namelijk onder andere om je verlangen te voelen en het door je lichaam te laten circuleren. (Ook toepasbaar bij een groot seksueel verlangen trouwens, zoals bij seksverslaving het geval is). Zo transformeer je het verlangen naar intimiteit in levensenergie: een levendig gevoel in je lichaam, waardoor je je energiek en blij voelt in plaats van wanhopig en behoeftig.

Deze techniek (in combinatie met the Work van Byron Katie) zorgde ervoor dat ik steeds beter in staat was mannen hun vrijheid te geven en daar zelf ook oké onder te zijn.

Maar daarbij trapte ik in een valkuil. Ik focuste me volledig op geven in plaats van ontvangen. Hoe kon ik hen blij maken? Wat waren hun behoeftes? Het lukte me steeds vaker mijn claimende gedrag achterwege te laten. Ik nam nog maar zelden initiatief en liet hen het ritme van onze interactie bepalen. Ik zag hen nu ongeveer één keer per week of per twee weken, vrijwel zonder telefonisch contact tussendoor en zonder commitment of afspraken over exclusiviteit. Voor hen kennelijk de ideale situatie: vrijheid, blijheid. Ik deed mijn best te achterhalen waar ik hen gelukkig mee kon maken en liet (voor hen) storende zaken zoveel mogelijk achterwege. Het voelde zo goed als we samen waren.. en wat was ik trots op mezelf. Ik was zo gegroeid! Zij waren blij, en ik was dat ook.

Maar als ik echt eerlijk was, dan voelde ik me nog vaak genoeg ellendig. Het lukte me lang niet altijd om mijn verlangen te transformeren in levensenergie. Verre van. Af en toe ging ik dan de mist in, door ze te appen en hen verwijten te maken dat ik me ellendig zat te voelen door hun afstandelijke gedrag en initiatiefloosheid. Dat kwam voor hen dan best wel uit de lucht vallen, “Huh? Waar heb je het over? Dit was toch ook wat jij wilde, of wil je toch een relatie?”

Ik besefte dat ik te ver doorgeschoten was. Want waar was ik in dit hele verhaal?? ‘Vrijheid, blijheid’ is fijn, maar het is niet wat ik het allerliefste wil. Ik zat ineens in liefdesfase 2: ik mag jou niet nodig hebben voor mijn geluk. Maar dat was helemaal niet waar. Ik had wensen die ik alleen binnen een liefdesrelatie kon vervullen: ik wilde graag regelmatige intimiteit, samen van de liefde genieten, een band opbouwen met elkaar. Die dingen droegen wel degelijk bij aan mijn geluk, sterker nog, zonder deze zaken voelde ik me leeg en ontheemd. Het is helemaal oké om dolgraag met iemand samen te willen zijn. Dat is je vrouwelijke essentie. Die essentie leeft voor de liefde. Het is alleen belangrijk om flexibel te zijn in je strategie om die wensen te vervullen, en daarmee bedoel ik: niet iedere persoon kan of wil deze wensen van je vervullen.

Dus.. ik ging meer staan voor wat ik wilde, terwijl ik nog steeds vrijheid bleef geven. Ik leerde mijn behoeften op een niet-claimende en niet-veroordelende manier te communiceren, op de manier van Geweldloze communicatie. “Ik vind het fijn om bij je te zijn en je beter te leren kennen. Ik wil een hechte band met je. Ik zou je dus heel graag wat vaker willen zien.” Mannen willen hun vrouw normaal gesproken heel graag blij maken en reageren goed op positieve aanmoediging. Op een kalme manier vragen om wat je wél wil en het onderwerp dan laten rusten. Geen verwijten als hij het niet 1, 2, 3 doet, maar erop vertrouwen dat de boodschap is aangekomen. Als hij van je houdt dan zal hij alles (nou goed, veel) doen om jou tevreden te stellen. Doet hij het niet en is het echt belangrijk voor je, dan kun je later alsnog je conclusie trekken en zeggen: “Ik hou veel van je, maar ik kan niet met iemand zijn die zo weinig verbinding wil”.

Dat is de paradox van geluk in liefdesrelaties, het kan alleen een echte JA zijn als het ook een ‘nee’ mag worden. De 3e liefdesfase: ik heb jou niet nodig voor mijn geluk, maar ik vind het heerlijk om bij je te zijn.

Door al dat geoefen met het ombuigen van je verlangen, voelt het namelijk ook niet meer zo angstaanjagend om alleen te zijn. Sterker nog: ik vind het nu heerlijk om tijd alleen door te brengen. Ik ben nu empowered. Ik vertrouw op mezelf. Ik weet nu dat ik dit kan en.. niemand houdt me tegen om mijn ogen open te houden naar een nieuwe liefde als de oude voorbij is.

Zoek dus iemand die wel tegenmoet wil en kan komen aan jouw behoeften. Net zoals jij dat voor hem doet. Liefde is tenslotte geven én ontvangen.