Snel verveeld in relaties? – Meer afstand creëren dan je comfortzone lief is

“We sometimes will give up discovery, novelty, or passion for a permanence that may not really exist. In our efforts to secure love, we sometimes will sap the very erotic vitality out of our relationships. We will, when faced with the persistent mystery of the other, react not with openness, surprise, or joy but with anxiety and want in some way to narrow ourselves and narrow our partner and make them known predictable entities so that we don’t ever have to be too surprised. But in the process, we will lose the very mystery and erotic vitality that drew us to them because in order to see your partner in their element, you have to be able to tolerate that they’re not there with you, giving up their freedom for your security.”

– Relatietherapeute Esther Perel

 

Ik ben er ook schuldig aan: als ik verliefd op iemand ben, dan wil ik maar al te graag de spanning en onzekerheid van niet weten waar ik aan toe ben, inruilen voor de rust en veiligheid van geborgenheid. Ik wil dan voor honderd procent in mijn comfortzone zitten, (emotioneel en fysiek) lekker dichtbij mijn lief. Om vervolgens verschrikt te beseffen dat de passie begint te doven, en in plaats daarvan gevoelens van verveling, afkeer en irritatie beginnen te ontstaan. Oh nee! Wat gebeurt hier? Moet ik op zoek naar iemand die beter past?

Een roze-bril-verslaving, die niet leidt tot duurzame relaties.

Ik hecht niet zo goed. Dat is een feit. Maar wel een feit, waar ik mee kan werken. Als ik dat feit eerst maar eens leer accepteren, en er niet constant tegen blijf vechten in een poging ‘normaal’ te zijn.

Dit zegt therapeut Martin Appelo in het boek ‘(H)echt niet‘ , dat ik onlangs met veel interesse heb gelezen. Het gaat over mensen met een (angstig) vermijdende hechting – zoals de schrijver het noemt: mensen met een ‘hechtingshandicap’. Appelo zegt dat deze mensen in relaties en werk- of hobbyprojecten niet van ‘drive’ naar ‘like’ gaan, zoals mensen met een gezonde hechting, maar naar verveling en afkeer. Hij beschrijft een methode om hiermee om te gaan. Daarbij biedt hij nadrukkelijk geen hoop op genezing of heling, maar geeft hij oplossingen gericht op acceptatie van deze handicap.

Zijn beschrijvingen van personen met deze hechtingshandicap waren helaas behoorlijk herkenbaar voor me. Waar mensen met een gezonde hechting hun geliefden graag en vaak willen opzoeken en spreken, en dit over de tijd vast lijken te houden, zowel in liefdesrelaties als in vriendschappen als in familierelaties, voel ik die wens tot contact slechts sporadisch. Ja, als ik iemand super interessant vind (als ik bijvoorbeeld verliefd ben), of als er een hele poos over heen gegaan is, en ik weer nieuwsgierig ben geworden hoe het met de ander gaat, dan voel ik die wens wel. Dan zal ik ook initiatief nemen. Maar als het nieuwtje eraf is, en het nog maar kort geleden is dat ik de ander zag – het woordje kort is in mijn geval langer dan voor de meesten anderen zal gelden – dan zal het initiatief meestal van de ander komen. Zij voelen die behoefte om elkaar te zien kennelijk sneller weer. Bij mij komt het langere tijd simpelweg niet in me op om contact te zoeken. Ik kan er gerust weken tot maanden over heen laten gaan. Hierbij geldt eigenlijk vooral: hoe meer passie ik voel richting die persoon, hoe meer ik hem of haar wil zien. Hechting heeft er – geloof ik – niet veel mee van doen.

Ik vind het lastig dit zo op te schrijven. Er komt gelijk een schuldgevoel naar boven. Richting mijn lieve vrienden, mijn vriend en familie. Ik wil namelijk niet dat ze zich onzeker gaan voelen.

Dit gegeven heeft natuurlijk veelvuldig voor scheefheid in mijn relaties met anderen gezorgd. Ik heb in mijn leven vaak het (terechte) verwijt gehad niet wederkerig genoeg te zijn. Dan waren vrienden of familieleden verdrietig, onzeker of boos dat het initiatief tot contact vrijwel altijd van hen moest komen. Daar deed ik dan eigenlijk weinig mee, want ik kon niet anders. Net doen alsof ik wel, of meer, af wil spreken dan ik eigenlijk doe, dat kan ik niet (lang) opbrengen. Het verbaasde me wel dat sommige vrienden, die er duidelijk onder leden, het desondanks met me vol bleven houden. Dan was ik opgelucht en dankbaar dat ze me probeerden te accepteerden voor wie ik was, maar ik voelde me er wel schuldig door.

 

Het idee dat relatietherapeute Esther Perel vaak noemt, en ik interessant vind in dit kader, is het volgende: Liefde (of hechting) wil dichterbij komen; alles van de ander leren kennen, en volledig gekend en gekozen worden door de ander. Passie vaart juist wel bij relatieve onbekendheid. Net genoeg om van te snoepen, maar te weinig om verzadigd te raken. Het verlangen naar meer blijft dan bestaan.

Als ik het niet zozeer van hechting moet hebben, dan kan ik me maar beter focussen op het cultiveren van passie in mijn relaties, is mijn redenatie. Ook de schrijver van ‘(H)echt niet’, Martin Appelo, is het daarmee eens.

 

Restaurants met Michelinsterren maken gebruik van dit principe: ze geven je altijd net genoeg van iets zaligs om te denken ‘God, wat heerlijk, ik wil meer!’, maar te weinig om te denken ‘Poeh, dat was wat teveel van het goede; laat die volgende gang maar zitten’. Een culinaire belevenis, vol passie. Reikhalzend kijk je uit naar de volgende gang, en de volgende keer dat je daar weer eens kunt gaan tafelen. Een zeldzame gelegenheid, want de prijzen zijn vaak exorbitant en de wachtlijsten zijn lang.

Als we het over liefdesrelaties hebben, dan zijn affaires hiervan een sprekend voorbeeld. De tijd samen is een schaars en spannend goed, en wordt daarom vaak ook kwalitatief sterk opgevuld. Geen lange, saaie avonden voor de tv met z’n twee, maar slechts enkele passievolle uurtjes, vol positieve aandacht voor elkaar. Daar blijf je naar verlangen. Tot zo’n affaire opeens een relatie wordt natuurlijk. Dan valt dit principe meestal weg, inclusief het grote verlangen naar elkaar; vooral als dit stel niet zo goed gehecht is (wat vaak zo is bij affaires).

Maar niet alleen bij affaires is dit principe actief. Ook andere vormen van relateren kunnen in meer of mindere mate in dit grote-schaarste-hoge-passie-format passen. ‘Niet-relaties‘ bijvoorbeeld, waarbij er (nog) geen commitment naar elkaar is. Relaties in ethische non-monogamie, waarbij je je partner deelt met anderen. LAT-relaties, vooral op lange afstand van elkaar, waarbij je niet gaat/kunt samenwonen. Of scheve relaties, waarin één van de partners minder op verbinding gericht is dan de ander. Zelfs als je niet zo goed hecht, dan kun je veel drive halen uit dit soort relaties, en het lang volhouden.

 

Nu ben ik niet iemand die een scheve relatie, ‘niet-relatie’ of relatie vol affaires ambieert, om op die wijze meer passie in mijn relaties te krijgen. Dat gaat te zeer gepaard met pijn, en die wil ik nou net niet, ook niet voor mijn partner. Maar een beetje meer afstand dan we eigenlijk prettig vinden, puur om de relatie fris(ser) en passievol(ler) te houden, daar ben ik groot voorstander van.

Dat kun je op meerdere manieren voor elkaar krijgen natuurlijk. Het jammere van de praatjes van Esther Perel, die hier altijd zeer zinnige en inspirerende dingen over zegt, vind ik dat ze nooit echt concreet worden. Ze geeft geen adviezen, ze hint er alleen naar. Ik vraag me ook vaak af, als ik naar haar luister: maar hoe doe jíj dat dan in je huwelijk Esther? Ze laat er maar mondjesmaat dingen over los. Maar haar standpunten heeft ze uiteraard niet voor niets. Ik fantaseer er dan over dat zij en haar man in een open relatie zitten, nadat er affaires zijn geweest, aan beide zijden, waardoor ze inmiddels in relatie 2.0 (..of 6.0) zitten. Esther is natuurlijk veel weg van huis, want voor haar werk ‘she travels the globe’; dat zal ook meehelpen. Ze is verder een behoorlijk pittig ding, en vast niet bang voor een relationeel opstootje op zijn tijd. Dat soort opstootjes wakkeren ook vaak flink wat passie aan. Steevast benadrukt ze dat openheid belangrijk is, maar dat je elkaar niet alles moet vertellen. Lekker mysterieus, die Esther.

 

Oké, concreet worden dus. Meer passie in je duurzame relaties, door de tijd en aandacht voor elkaar schaarser te maken. Hoe doe je dat?

Hier wat mogelijkheden:

 

Je zult in elk geval regelmatig op het randje van je comfortzone moeten opereren, wat je behoefte aan nabijheid betreft. Let op: op het randje, niet daarbuiten. Dit om te voorkomen dat je in je traumazone belandt, waarin een vecht/vlucht/bevries-reactie geactiveerd wordt en je jezelf alleen maar (her)traumatiseert – en waardoor je comfortzone juist zal krimpen. Dus daar waar het net niet helemaal comfortabel en geborgen voelt, maar ook niet zodanig angstig en onveilig, dat het je verlamt en je er grote relatieproblemen door krijgt. Waar dat randje precies ligt, is voor iedereen verschillend. Stem dat dus goed met elkaar af, en wees daarbij lief voor de ander. Jij bepaalt niet waar de rand van de ander ligt, dat kan alleen de ander je vertellen.

 

Wat vriendschappen en familiebanden betreft, heb ik hier al jaren een fijne modus in gevonden. Zij weten dat ik weken tot maanden voorbij kan laten gaan, zonder contact te zoeken, en dat ik er niet van hou om tussentijds veel te appen of te bellen. Groepsapps zijn ook niet aan mij besteed. Dat wil niet zeggen dat ik hen niet waardeer of lief vind. Of dat ik het niet leuk vind om eerder af te spreken; dan moeten ze zelf even initiatief nemen. Waar ik wel grote moeite mee heb, is als hier telkens een hoop drama bij komt kijken. Ik ben niet vies van een goed gesprek over verschillende wensen en hoe we die beter op elkaar af kunnen stemmen, maar ik wil niet constant beschuldigd of veranderd worden. Dat klinkt misschien vrij hard, maar wat mij betreft geldt: graag, of niet. Dit is wat ik te bieden heb. Komt mijn houding daarmee in iemands traumazone, dan passen we helaas niet bij elkaar. De vrienden die ik regelmatig opzoek ervaar ik stuk voor stuk als zeer relaxt op dit vlak.

Nu in mijn liefdesrelatie nog een fijne balans zien te vinden. Want ook hier begint mijn behoefte aan ruimte een rol te spelen, nu de verliefdheid wat tot rust is gekomen.

Ik zie mijn vriend zo’n drie a vier keer per week. We brengen bewust meer tijd buitenshuis door dan voorheen, zodat we elkaar beter leren kennen (en dan doel ik ook nadrukkelijk op buitensslaapkamers). Zijn ouders, die niet meer samen zijn, heb ik inmiddels ontmoet. Hij de mijne nog niet, en ook elkaars vrienden hebben we nog niet gezien, maar dat komt nog wel. De maatregelen rondom corona helpen daar ook niet echt in mee. Daarnaast hebben we een monogame relatie, en hebben we de afspraak om openhartig over eventuele gevoelens of verlangens richting anderen te praten, en dan verder te kijken. We praten veel, heel veel. (Mogelijk te veel haha). Als we niet bij elkaar zijn, dan hebben we eigenlijk weinig contact, maar eens per dag bellen of appen we even.

Hoewel ik hartstikke dol op hem ben en van ganser harte voor hem kies, is dit alles misschien al wat teveel nabijheid voor mij, want ik merk dat ik regelmatig in de ‘dislike’ begin te belanden. En hij ook. Onze eerste echte vakantie samen – wegens corona werden dat twee weken in huisjes op de Veluwe – was best wel heftig. Doordat we zoveel op elkaars lip zaten, hadden we regelmatig onnodige irritaties en conflicten. We waren blij om weer even wat afstand te hebben van elkaar.

Ik wil zo graag dat het fijn blijft tussen ons, ik wil deze verbinding koesteren. Dus, we gaan de frequentie dat we elkaar zien weer wat omlaag schroeven, en meer doen dan praten of bij elkaar hangen (eindeloos Netflixmarathonnen is hier favoriet). Daarnaast vinden we het allebei belangrijk dat we moeite blijven doen voor elkaar áls we elkaar zien, en leuke, nieuwe dingen blijven ondernemen, ook los van elkaar. De komende tijd gaan we daar wat mee experimenteren. Op naar meer passie – en dus meer like!

 


 

PS. Mijn vriend en ik liggen qua wensen in nabijheid versus autonomie in een relatie behoorlijk dicht bij elkaar. Dat maakt het natuurlijk een stuk gemakkelijker om hier afspraken over te maken, die voor ons beiden werken. Bij koppels waarin deze behoeftes (te) sterk uit elkaar liggen, zal hier moeilijker een prettige weg in gevonden kunnen worden, die voor beiden bevredigend is. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat één van beide partners een chronisch tekort aan nabijheid gaat ervaren, doordat de ander steeds meer afstand inbouwt. Doe dit altijd zorgvuldig en in goed overleg, eventueel in heel kleine stapjes. Blijf weg uit elkaars traumazone (in die zone kun je overigens ook belanden als er teveel nabijheid gevoeld wordt en je daardoor overspoelt raakt, zoals bv. tijdens de vakantie bij mijn vriend en mij gebeurde). Lukt dat niet, en hebben jullie het echt goed geprobeerd, dan zit er waarschijnlijk niets anders op dan besluiten dat jullie niet bij elkaar passen..