Niet iedereen wil samenwonen – Waarom mijn vriend en ik ervoor kiezen om te latten

“Als iemand niet wil samenwonen, is dat dan een teken van bindingsangst?”

Nee hoor, niet per se. Lang niet iedereen ziet samenwonen als geweldig, of noodzakelijk. Iemand kan goede redenen hebben om zich niet (meer) op die wijze te willen verbinden met een ander. Een betere vraag is dan ook: durft iemand niet, of wil iemand niet?

Wat het juiste antwoord hierop is, kun je overigens nooit voor een ander bepalen. Hoe verleidelijk het misschien ook is om de conclusie te trekken dat het wel een teken van bindingsangst moét zijn, als je partner niet met je wil samenwonen. Hier heb ik me zelf vroeger ook schuldig aan gemaakt helaas. Heel vaak blijkt het namelijk geen bindingsangst te zijn, maar een kwestie van niet willen. Het is iets wat ik in mijn praktijk duidelijk zie. Vooral cliënten die min of meer gestuurd worden door hun partner, die wel wil samenwonen, blijken verrassend vaak simpelweg niet te willen, maar denken / vrezen dat dit niet oké is.

Daarom dit blog lieve mensen: niet willen samenwonen is ook oké.

————-

Mijn vriend (40 jaar) en ik (37 jaar) slapen elke week zo’n twee á drie nachten bij elkaar. Dat komt neer op één of twee avonden (plus ochtenden) doordeweeks en één hele weekenddag, die we samen doorbrengen. We zijn beiden kinderloos, werken als zzp’er, en wonen allebei in een klein (en betaalbaar) appartement ‘binnen de ring’ in Amsterdam, op tien minuten fietsafstand van elkaar.

We zijn dol op elkaar, voelen ons erg verbonden met elkaar, en hopen nog héél lang samen te blijven.

Én we willen niet samenwonen.

 

Volgens het CBS is slechts acht procent van alle relaties een latrelatie, waarvan een kwart van deze mensen dat ook zo wil houden op de lange termijn. De meest genoemde reden voor het willen van een latrelatie, is het behoud van vrijheid.

Een kleine groep dus maar, en meestal al ietsje ouder – gemiddeld 45 jaar – die hier bewust voor kiest.

Hoewel dit onderzoek van het CBS uit 2013 stamt, en dus mogelijk niet meer klopt voor 2021, verbaast het me dat voor deze vorm van samenzijn niet veel vaker gekozen wordt. Het biedt namelijk zoveel voordelen om niet te gaan samenwonen, zeker nu wij vrouwen, dankzij de vrouwenemancipatie, een stuk onafhankelijker geworden zijn.

Ja, een groot nadeel is dat je de woonlasten niet kunt delen, vaak een grote kostenpost (zeker ook in Amsterdam). En, als je ver bij elkaar vandaan woont, dan is de reistijd en het gedoe van ‘uit een tas leven’ ook wel een obstakel.

Maar eigenlijk zie ik vooral Grote Voordelen van niet samenwonen:

 

1. Voor mij met stip op één: De relatie blijft (langer) romantisch en fris; er bestaat minder kans op een gevoel van sleur als je telkens de gelegenheid krijgt elkaar te missen, en altijd echte kwaliteitstijd hebt als je wel samen bent.

Toen ik samenwoonde, of bijna elke dag samen was met mijn liefje, was het normaal om hem vaak om me heen te hebben. Het voelde zo vanzelfsprekend dat hij er was, dat ik het niet meer zozeer als iets leuks ervoer. Er waren veel momenten waarop we elk onze eigen bezigheden hadden, en de ander als het ware onderdeel van het meubilair werd. Die sfeer, die ik als erg onromantisch ervoer, namen we mee op momenten dat we wel volle aandacht voor elkaar hadden. Het voelde wat saai, als een sleur. Ik kon niet naar hem verlangen, want hij was er al.

Nu er een duidelijk onderscheid is, tussen wel en niet samenzijn, ligt onze focus altijd van harte op elkaar als we wel samen zijn. Omdat we elkaar gemist hebben, en weten dat we snel weer afscheid zullen nemen. Daardoor blijft de tijd die we samen kunnen doorbrengen speciaal, en blijf ik het als iets heel leuks ervaren om bij hem te zijn. Dat gevoel is me ontzettend veel waard.

 

2. Je kunt het huishouden, de financiën en de inrichting op jouw manier organiseren; je hebt geen last van de (tegengestelde) wensen en gewoontes van je partner, en dus ook minder geruzie daarover.

Ik kan ontzettend lui zijn, wat het huishouden betreft, én ik heb een behoorlijk aantal vaste gewoontes en sterke overtuigingen over hoe de dingen moeten zijn, die ik niet graag opgeef. Ik wil dus graag dat dingen op míjn manier gaan. Ga je dan samenwonen met iemand, die de dingen ook graag op zijn eigen manier doet, dan botst dat nogal eens. Zo had ik tijdens het samenwonen regelmatig ruzietjes over welk meubelstuk we zouden kopen, omdat hij daar veel meer geld aan uit wilde geven dan ik, maar we wel een gezamenlijke rekening hadden. Of ik kookte of poetste niet vaak genoeg. Of hij had overal door het huis rommelige projectjes liggen, die ik dan verzamelde en op een hoop gooide achter de bank, uit het zicht. Maar dat mocht natuurlijk niet. Etcetera.

Nu is mijn huis mijn huis, en zijn huis zijn huis. Heerlijk duidelijk. Ik bemoei me niet met zijn huishouden, en hij niet met het mijne. Stalt hij zijn woonkamer vol met gereedschap en materialen? Prima, moet hij lekker zelf weten. Stel ik het boodschappen doen uit, tot ik twee dagen op crackers met pindakaas en pizza leef? Prima, moet ik lekker zelf weten. Spaart hij nauwelijks? Betaal ik me elke maand blauw aan nieuwe boeken en bijscholing? .. Prrrrima. Bij ons is er dan geen vuiltje aan de lucht.

 

3. Je hoeft niet telkens over van alles met elkaar af te stemmen: over tijdstippen van thuiskomen, boodschappen doen, koken, eten, bezoek ontvangen, wie doet wat, wanneer, en hoe..

We waren voor mijn gevoel altijd bezig met afstemmen, toen ik samenwoonde. Hoe laat ben je thuis? Kun je me dat op tijd laten weten? Zorg je dat je me niet wakker maakt, als je laat thuis bent? Drink je niet teveel? Wie doet de boodschappen, jij of ik? Kan ik vanavond bij m’n vriendinnen gaan eten, of heb jij op me gerekend? Er is straks een onverwachte borrel via mijn werk, is het oké als ik daarheen ga? Vergeet je straks niet de vuilniszakken weg te brengen? Oh, die en die komt overmorgen langs om te praten over zijn relatie, kun je zorgen dat je dan ergens anders bent? Afstemmen, afstemmen, afstemmen. Dat hoeft op zich natuurlijk geen probleem te zijn, en tja, zo is het leven, maar niet iedereen gaat daar even gemakkelijk mee om. Ik bijvoorbeeld, vind het op z’n zachtst gezegd niet zo prettig om het gevoel te krijgen dat ik iets op een manier moet doen, waar ik niet achter sta. Noem het een autoriteitsprobleem, noem het eigengereid, noem het verwend, noem het autistisch, noem het bloed-irritant. Ik heb ze allemaal gehoord. Het is wat het is. Geheid ontstaan er conflicten, als ik met iemand ben die veel van mij verwacht. Ik heb dan ook meestal zeer relaxte partners, met lage verwachtingen wat dit soort zaken betreft; misschien kies ik ze er op uit.

Hoe fijn is het dat ik nu zelden iets hoef af te stemmen met mijn partner? Ik kom thuis op het tijdstip dat ik zelf verkies. Ik doe alles in mijn eigen ritme. Ik nodig uit wie ik wil, wanneer ik wil. Ik kan vrijwel bij elk spontaan uitje aanhaken. Heerlijk, al die vrijheid. En mijn vriend geniet diezelfde vrijheid natuurlijk ook!

 

4. Je bent altijd vrij om in jouw woning te doen (of laten) wat je wil, zoals het uitnodigen van mensen, het eindeloos kijken van je favoriete serie of spelen van een game, of op luid volume draaien van je lievelingsmuziek.

Ik lag regelmatig in de clinch met oud-liefdes over mijn grote behoefte aan rust, met andere woorden: aan geen bezoek. Zij wilden veel vaker mensen uitnodigen dan ik. Of ze wilden mensen uitnodigen, waar ik zelf niet echt iets mee had, en waarbij ik dan ook geen zin voelde om daar bij te moeten zitten, als ‘partner van’. Ik ben nu eenmaal geen allemansvriend. Mijn gezelschap kies ik zeer zorgvuldig. En ik ben introvert. Ik loop leeg op teveel sociale contactmomenten. Op een gegeven moment – na enkele uurtjes – ben ik wel klaar met socializen, en wil ik weer alleen zijn. Weekendbezoek inclusief overnachting(en), vind ik dan ook per definitie lastig, wie het ook is. Dat werd dus vrijwel zeker een ding, als mijn partner mensen wilde uitnodigen, zeker als die dan ook bleven slapen. Ook was het een probleem als ík vervolgens het hele weekend op de bank wilde doorbrengen, voor de tv. Die moest dan uit, want dat was irritant. Nou moe, wat vinden we elkaar toch leuk en lief.

Nu doe ik lekker wat ik wil. Mijn huis, mijn regels. Ik hoef niet te dealen met bezoek waar ik niet op zit te wachten, en ik kijk foute reality-tv-series zolang ik zelf wil. In mijn meest oncharmante kloffie; want hoe ik eruit zie, daar maalt dan ook niemand om. Als mijn vriend er is, dan vind ik het juist wel leuk om wat meer moeite te doen. Dan doe ik mijn best om er aantrekkelijk uit te zien (het oog wil tenslotte ook wat), het huis gezellig te maken, en een serie uit te kiezen die we allebei leuk vinden. Maar dat hoeft dus lang niet altijd, en dat vind ik fijn.

 

5. Je hebt meer ruimte om eigen projecten te doen, zonder dat je partner (energetisch) in de weg zit; je blijft gemakkelijker je eigen leven leiden, en loopt dus minder risico om ‘jezelf te verliezen’ in de relatie.

Als mijn vriend in dezelfde ruimte is als ik, of elk moment binnen kan stappen, dan vind ik het moeilijk om me volledig op een eigen project te richten. Ik zou bijvoorbeeld geen blog kunnen schrijven, als hij in dezelfde kamer zit. Dat komt omdat ik me als vanzelf op hem richt, als hij er is. Soms proberen we het. Dan ga ik lezen, en gaat hij bijvoorbeeld een spelletje doen op zijn telefoon. Maar ik merk dan toch dat ik snel afgeleid raak, en zinnen tig keer opnieuw moet lezen. Laat hij me echter alleen, dan kan ik met gemak uren geconcentreerd lezen of schrijven. Ik ben dus zo’n type dat zichzelf al snel helemaal kwijtraakt in een relatie, dankzij dit fenomeen. Dan blijk ik op een bepaald moment helemaal geen eigen bezigheden of identiteit meer te hebben. Dat laat ik nu niet meer gebeuren: tijd helemaal alleen is daarvoor broodnodig.

 

6. Je hebt veel ongestoorde tijd voor jezelf, tijd waarin je je terug kunt trekken; vooral voor mensen die prikkelgevoelig zijn een pure noodzaak.

Voor zover dat nu nog niet duidelijk is: ik ben gek op tijd voor mezelf. Zowel binnenshuis, zie mijn beschrijvingen bij voorgaande punten, als buitenshuis. Ik wandel graag alleen, met een fijne podcast in mijn oren, en ik zit ook graag alleen in koffietentjes of op een zonnig terras onder een parasol. Lekker lezen, schrijven of mijmeren, met wat anonieme (en liefst zachte) reuring om me heen. Met alle vrijheid om precies dán naar huis te gaan, als ik dat wil. Je kunt me bijna niet gelukkiger krijgen, dan met heel veel tijd voor mezelf. Vandaar ook dat ik geen kinderwens heb.

 

7. Het is leuk om bij elkaar af te spreken, ter variatie, zowel qua woning, als qua woonomgeving; je bent te gast bij elkaar, en kunt elkaar verrassen en verwennen als ‘eregast’.

Ik heb niet één woning, maar twee. Niet echt natuurlijk, maar zo voelt het wel. Het appartement van mijn vriend is ook een beetje het mijne, waar ik geregeld mag vertoeven. En het buurtje van mijn vriend, de sfeervolle Jordaan, voelt nu ook als mijn buurt. Ik hou wel van die afwisseling. En ook vind ik het leuk dat we elkaar gemakkelijk kunnen verrassen, met een bloemetje, lekkere wijn, mooi gedekte tafel of iets anders leuks, omdat we bij elkaar ‘op bezoek’ zijn. Niet altijd in dezelfde vertrouwde omgeving zijn, maar in het domein van je geliefde, met steeds weer iets nieuws om je over te verwonderen, zorgt er ook voor dat het contact net wat verrassender aanvoelt. Zo lekker anders.

 

Klink ik als iemand die het lastig vindt om zich écht met een ander te verbinden? Dat klopt. Dat vind ik ook lastig. En toch noem ik dit alles geen bindingsangst. Het is namelijk geen kwestie van niet durven, het is een kwestie van niet willen. Ik ben er inmiddels helemaal oké mee, dat ik het niet wil: samenwonen (en kinderen krijgen). Toen ik nog dacht dat samenwonen erbij hoorde, en het mij maar niet leek te lukken dat heel graag te willen, toen dacht ik nog wel dat ik een probleem had, waar ik hard aan zou moeten werken. Nu ik mezelf veel meer geaccepteerd heb zoals ik ben, hoeft dat niet meer. En kan ik tegelijkertijd ook heel duidelijk zijn over mijn wensen in relaties naar anderen. Wonder boven wonder ben ik voor iemand gevallen uit die kwart van 8%, die hier precies hetzelfde in staat als ik. “Wij zijn alleen leuk voor elkaar in kleine doses”, zeg ik weleens gekscherend. Maar misschien kan ik beter alleen voor mezelf spreken: “Ik ben nu eenmaal godsonmogelijk om mee samen te wonen. Dat moet je gewoon echt, echt niet willen.”. Met een vette knipoog uitgesproken, uiteraard.

 

“Maar mis je elkaar dan niet heel erg? Het is toch heel gezellig om elke dag thuis te komen bij elkaar, en ‘s nachts samen te slapen?”

Ja we vinden het hartstikke gezellig om bij elkaar te zijn, en om lekker samen te slapen, maar dat hoeft voor ons dus niet elke dag van de week. Als ik mijn vriend mis op de dagen dat we niet samen zijn, dan kan ik daar ook het voordeel van inzien: dan is het des te leuker als ik hem weer zie!

Toegegeven, ik moest daar eerst mijn gigantische verlatingsangst voor kwijtraken. Toen ik daar nog last van had, voelde het onmogelijk om te ontspannen als ik alleen was, en bleef ik daarover klagen. Daarom werkte het ook niet tussen ons, al die voorgaande jaren. Maar nu we beiden heel goed alleen kunnen zijn, lukt het wel. Zo simpel kan het dus zijn.

Mijn vriend en ik zijn trouwens allebei introvert: we laden op als we alleen zijn. Hoe leuk en lief we elkaar en onze vrienden ook vinden; écht tot rust komen we pas als we niemand om ons heen hebben. Ook slaap ik zelf eigenlijk beter als ik alleen lig, omdat mijn vriend nogal eens snurkt. Het gezellige aspect van samen slapen is er zeer zeker ook hoor – niks fijner dan volledig verstrengeld in slaap vallen en weer wakker worden – maar een goede nachtrust is me ook veel waard, zeker als ik een drukke werkdag voor de boeg heb.

 

Natuurlijk speelt hierbij een rol dat wij geen kinderen hebben, maar zelfs dan zou je kunnen blijven latten. Co-ouderschap dus, maar dan zonder gescheiden te zijn. De eerste periode, als baby’s net geboren zijn, is het wellicht wel handig om in één huis te wonen, maar zodra het kan, kun je dat weer rustig afbouwen. Dan is het wel zo gemakkelijk als je dichtbij elkaar woont, zodat de kinderen, zodra ze wat ouder zijn, zelfstandig van het ene naar het andere huis kunnen gaan.

 

Toch zou ik ooit wel graag ‘bijna-samenwonen’ in een huis met twee afgescheiden delen, of in een pand met een boven- en onderverdieping. Daar heb ik een romantisch beeld bij. Maar dan wel echt een onderscheid in mijn domein en zijn domein, om de voordelen van niet samenwonen te behouden. Nog niet zo lang geleden woonde ik twee verdiepingen boven mijn exvriend. Dat vond ik perfect. We konden gemakkelijk bij elkaar binnenwippen, maar net zo gemakkelijk weer naar huis gaan.

Het beste van twee werelden. Ons ideaal.

 


 

PS. Het verhaal met de titel ‘Marthe ging apart wonen van haar gezin: “Ik hou van ze maar ik kan het niet” ‘, dat ik las via de website ‘Kek Mama’, gaat over de grote behoefte van een moeder om op zichzelf te wonen en het ouderschap part-time in te vullen, maar waarbij haar man die behoefte niet begrijpt en zo niet in een relatie met haar wil blijven. Ze ‘verlaat’ haar gezin om op zichzelf te gaan wonen, en is daar zelf heel gelukkig mee. Het verhaal geeft een mooi inkijkje in haar beleving hiervan.