Opnieuw beginnen aan mijn boek, de schrijfcoach en een korte scene (die nu dus niet in mijn boek komt)

Mijn nieuwe schrijfcoach en ik zaten aan een tafeltje in de Bagels and Beans in Amsterdam. Met een lijf vol hoop en vrees zat ik klaar om zijn feedback over het manuscript van mijn autobiografische roman over relatieverslaving te ontvangen.

Bijna negen maanden had ik eraan gewerkt. Omdat ik nog weinig ervaring met creatief schrijven had, volgde ik zes schrijfcursussen. En omdat ik toch even geen werk had kon ik meters maken. De feedback van mijn schrijfdocenten en mede-cursisten was telkens min of meer dezelfde: vlot geschreven, grappig, boeiend, smaakt naar meer, maar ook wat oppervlakkig. Fastfood, werd het door mijn laatste schrijfdocente genoemd.

Het manuscript was nog lang niet af, maar ik wilde dolgraag horen wat iemand met verstand van zaken van het geheel vond. Via de redacteur van Kluun – bij wie ik ook een schrijfworkshop deed – kreeg ik de naam van een schrijfcoach/redacteur, die tevens literair agent was. Hij zou me vast verder kunnen begeleiden. Na kort zijn website te hebben bestudeerd, en de lovende reviews las van zijn clientèle (waarvan ik sommige hoog had zitten), besloot ik hem een mailtje te sturen. Een prettig kennismakingsgesprek later hadden we een deal: hij zou mij gaan begeleiden bij mijn eerste boek.

Het kwam er die middag aan dat tafeltje helder, opbouwend en zorgvuldig uit bij mijn schrijfcoach, maar de conclusie was: opnieuw beginnen. Slik. De schrijfstijl deed wat gekunsteld aan (‘de val van de fictie’: net niet je eigen vertelstem gebruiken, omdat het toch – deels – fictie is). Verder las het als feelgood chicklit. Niet passend bij het zware thema relatieverslaving en bovendien werd het zo lastig om mee te voelen met de hoofdpersoon.

De schrijfcoach dacht dat ik niet alleen de mannen in mijn levensverhaal aan het pleasen was – gedrag dat kenmerkend is voor relatieverslaafden – maar dat ik dit nu ook bij de lezer deed. Ik leek te hebben besloten: het mag dan wel een zwaar thema zijn, maar het mag zeker geen zwaar boek worden. Het moet grappig en luchtig blijven, want dat vinden de lezers aantrekkelijk.

Dat was me dus een inzicht van jewelste, kun je je misschien voorstellen.

Enkel de mails van Sanne (mijn alter ego) aan haar ouders raakten hem. En die waren nou juist niet verzonnen, maar 1-op-1 overgenomen uit de werkelijkheid. Mijn eigen vertelstem dus. Zo zou ik het hele boek moeten aanvliegen, zei hij, meer als verhalende non-fictie in plaats van een autobiografische roman.

Zijn feedback sloeg me even helemaal uit het veld. We zijn nu bijna twee maanden verder en ik heb nog steeds geen begin gemaakt aan het nieuwe begin van mijn manuscript. Het enige wat ik voel is grote weerstand. De motivatie is weg, ik heb geen zin meer. Ik ben bang om het (weer) verkeerd te doen.

Maar ook daar had hij advies over, toen ik hem een mailtje stuurde dat ik me geblokkeerd voelde. Middels dagelijks dagboekschrijven en het schrijven van korte(re) stukjes (zoals blogs en columns) hoop ik weer mijn plezier en vertrouwen in het schrijven terug te vinden – ik voel nu al dat het werkt.

 

Over dit alles deelde ik al wat in mijn Stories op Instagram. Daarop volgden vele lieve berichtjes, om me een hart onder de riem te steken. (Heel fijn!) Wat ik ook ontving waren berichtjes als: ‘zijn mening is ook maar één mening’, ‘wat is er mis met feelgood chicklit?’, ‘behoud alsjeblieft je eigen stijl, die vind ik juist zo leuk’, ‘ik ken iemand, die misschien meer in jouw straatje past, die je zou kunnen begeleiden’, ‘misschien moet je je door een vrouwelijke schrijfcoach laten begeleiden’, en de meest gehoorde: ‘misschien valt het allemaal wel mee, mag ik eens iets lezen van je manuscript?’.

Hoewel ik de intentie van die berichtjes waardeer (en ook begrijp), denk ik toch dat mijn schrijfcoach gelijk heeft. Dus ik ga zijn adviezen opvolgen.

Zoals onze gecancelde allemansvriend ooit zong: ‘Even slikken en weer doorgaan. Even woelen en gewoon weer opstaan.’

 


 

En hierbij een korte, representatieve scene uit mijn ‘oude’ manuscript, zodat jullie het met eigen ogen kunnen zien 😉

 

‘Het kan wat mij betreft nog een hele tijd zo doorgaan, want ik heb het heerlijk met je, maar ik ben niet verliefd op je.’ Bas kust me zacht op mijn haar. ‘En dat ga ik ook niet worden, vrees ik. Sorry.’

We liggen naakt en in elkaar verstrengeld op zijn bed. De ruimte is verzadigd met de geur van slaap en seks.

Het is ontzettend warm hierboven. We liggen in de nok van een groot pakhuis. Bas woont op de bovenste verdieping in een ruime studio met vide, waar zijn bed staat. Hij heeft zijn eigen keuken, maar de wc en douche deelt hij met zeven anderen. Er is ook een gezamenlijke keuken en woonkamer, maar daar komt hij zelden. Ze zijn hier behoorlijk op zichzelf, geloof ik. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen tijdens al mijn bezoekjes. Hun voordeuren, die allemaal uitkomen op een lange gang, zijn en blijven gesloten. Het past wel bij Bas, zoals ik hem nu ken: hij komt heel dichtbij, maar toch bewaart hij afstand.

Zojuist heb ik hem de verliefdheid verklaard, na vier fantastische dates. Voortbordurend op deze dappere poging tot helder communiceren heb ik hem ook gevraagd hoe het bij hem zit. Hij was even stil gebleven, na mijn vraag, waarna hij een diepe zucht liet ontsnappen en hij zei wat hij zei.

Ik voel tranen opkomen. Met mijn ademhaling probeer ik de dijken wat op te hogen, om mijn wangen droog te houden. Heel traag adem ik in en uit.

Verdomme. Wat heb ik nu weer verkeerd gedaan? Ik wist zeker dat mijn bekentenis een veilige zou zijn. Heb ik hem dan zo verkeerd aangevoeld? Waren het geen bewijzen van liefde geweest, dat hij zo voortvarend afspraakjes voorstelde, me diep in mijn ogen keek tijdens het vrijen (en mij verzocht hetzelfde te doen) en me stevig tegen zich aan trok, als we lagen te slapen? Wat was dat dan allemaal? Genegenheid? Vriendschap? Lust?

Mijn maag knijpt samen. De brok, die zich langzaam in mijn keel aan het vormen is, slik ik weg. Doodstil blijf ik op zijn borst liggen, voel het zachte gebons van zijn hart en het ruisen van zijn adem. Op het matras teken ik onzichtbare figuurtjes.

Via het open raam in de hoek van de vide, dat uitkomt op het dak, en waar Bas ’s nachts gaat plassen, om niet met de ladder naar beneden te hoeven en de lange gang door te moeten richting de wc, komt een zacht zomerbriesje binnen. Het streelt mijn blote rug.

Misschien is hij nog steeds verliefd op zijn ex. Heeft hij geen ruimte in zijn hart, voor een nieuw persoon.

’Wil je ermee stoppen, nu je dit weet?’ Hij pakt me zacht bij mijn kin en draait mijn gezicht naar zich toe.

‘Ik weet het niet.’

Hij geeft me een zachte kus op mijn voorhoofd. ‘Dat zou ik begrijpen hoor. Ik laat de keuze bij jou, goed? Neem je tijd. Als je maar weet dat ik je geen pijn wil doen.’

De kus voelt lief. Zijn woorden ook. Ik moet er niet aan denken dat dit zomaar voorbij is. Zou het niet toch nog kunnen komen, die verliefdheid?

Ik sluit mijn ogen.

Hij trekt me op zich, onze lijven nog klam van eerder deze ochtend. Teder geeft hij me kleine vlinderkusjes over mijn hele gezicht.

Ik laat mijn lijf zwaar worden zodat we naadloos op elkaar aansluiten. Rustig komen onze onderlichamen weer in beweging.

Nee, dit mag niet eindigen. Nog niet.