‘Is het waar, is het aardig, is het nodig?’ – Altijd open en eerlijk zijn in je relatie, of toch maar liever niet?

Je behoort volledig open en eerlijk te zijn. Altijd.

Ik dacht tot voor kort dat dat een universeel ware, psychologische wijsheid was. Een geschenk aan de ander, aan jezelf, en aan de relatie. Geen speld tussen te krijgen.

Tegenwoordig denk ik daar een klein beetje anders over.

 

Het feit dat dit zo ontzettend waar en belangrijk voor mij voelde, altijd open en eerlijk zijn, komt wellicht doordat mijn vertrouwen vaak is geschonden in mijn leven. Door pijn en irritatie over leugens, ben ik transparantie over ‘de waarheid’ gaan overwaarderen.

Het begon al in mijn kindertijd, met een destijds erg voorzichtige en sociaal wenselijke moeder (door trauma’s uit haar verleden, in combinatie met een typisch Zuidelijke ‘beleefde’ opvoeding). Zij durfde zelden open en eerlijk te zijn, uit angst voor de consequenties daarvan. Van haar leerde ik dat het noodzakelijk was om smoesjes te verzinnen als je ergens geen zin in had, om een ander niet voor het hoofd te stoten, dat je tegen je zin in sociaal moest doen en mooie – maar oncomfortabele – kleren moest dragen, omdat dat zo hoorde, of dat je bepaalde zaken maar beter stiekem kon doen, als je niet op je donder wilde krijgen. Het was niet uit kwade wil, al dat gekonkel en gedraai, maar uit zelfbescherming. Ze leek doodsbang voor de gevolgen als zij, of wij als haar gezin, door anderen afgewezen zouden worden. (Inmiddels is ze emotioneel wijzer geworden, en komt ze wel te pas en te onpas uit voor haar waarheid. Vaak tot groot ongenoegen van mijn vader, en iedereen om haar heen: “Vroeger was je veel liever!”. De balans moet nog even gevonden worden denk ik, maar ik moedig het proces van harte aan. Go mam!)

Mijn vader was – en is – hierin het tegenovergestelde. Hij is zeer vermoedelijk autistisch, en kan gigantisch bot en hard uit de hoek komen met zijn eerlijkheid. Zonder dat zelf in de gaten te hebben. Het interesseert hem eigenlijk niet wat anderen daarvan vinden. “Zo! Wat ben jij dik geworden zeg! Wat een dikke kop heb je gekregen! Heb je lekker veel taartjes gegeten de laatste tijd??”. En dan verbaasd zijn dat die persoon hem daarna niet meer zo leuk vindt. “Pfff.. Wat een overgevoeligheid. Ik zei toch gewoon de waarheid?”, zegt hij dan, z’n schouders ophalend. Ik kan het erg goed vinden met mijn vader, mede door die grote eerlijkheid van hem. Maar omdat hij altijd zo kritisch kon reageren, was mijn moeder nog minder geneigd open en eerlijk te zijn over zaken waar hij het niet mee eens zou zijn. En dat waren er een hele hoop. Als kind werd ik hier geregeld in betrokken: “zeg het maar niet tegen pap, oké?”. Ik vond dat altijd lastig, en bovendien pijnlijk als dingen ook voor míj verborgen werden, en ik daar even later achterkwam.

In mijn liefdesrelaties, merkte ik dat mijn vriendjes ook niet zo goed eerlijk tegen mij durfden te zijn. Bijvoorbeeld als ze een paar dagen niet met me af wilden spreken. Uit angst voor mijn reactie logen ze dan dat ze druk waren, of ze vermeden me, en namen de telefoon gewoon niet op. Als ze twijfels hadden over onze relatie, of met een ander meisje hadden gevreeën, dan durfden ze me dat ook niet eerlijk te vertellen. Door mijn sterk ontwikkelde radar voor leugens – ik herkende dat soort signalen uit duizenden – duurden die nooit lang. Als een detective ging ik op zoek, en rustte niet voor ik voldoende bewijzen verzameld had. Om hen daar dan genadeloos mee te confronteren. Ergerlijk moet dat zijn geweest.. ze kwamen nergens mee weg. En vergevingsgezind was ik dan ook niet. Wat leugens betreft voerde ik een zero-tolerance beleid.

In vriendschappen was het anders. Als ik daar zo op terugkijk, dan koos ik eigenlijk altijd vriendinnen uit die juist niet erg sociaal wenselijk waren, maar me op een directe manier zeiden waar het op stond. Dat vond ik prettig. Bij hen wist ik altijd precies waar ik aan toe was. Ik nam het voor lief dat ik dan tegelijkertijd ook nogal door hen werd overheerst – dankzij mijn zachtaardige, zwijgzame en meegaande natuur was dat vrij gemakkelijk.

 

Zelf ben ik een mix van mijn ouders: doordrongen van het belang van sociaal wenselijkheid, én goudeerlijk met een hekel aan leugens. Een lastige combinatie, waardoor ik vaak maar gewoon mijn mond hield. Dat remde mijn spontaniteit, die er van nature ook in zit, overigens behoorlijk. Altijd was ik bang om het verkeerde te zeggen of te doen. Ik verlangde naar vrijheid, een plek waar ik die constante zelfcensuur los zou mogen laten.

Die plek vond ik alleen in mijn hechte relaties, zoals binnen mijn gezin, mijn liefdesrelaties en goede vriendschappen.

 

In feite vind ik dus (net als mijn vader) dat alles uitgesproken zou mogen worden. De ander kan vervolgens zelf bepalen wat hij met die woorden wil doen: naast zich neerleggen, omdat hij het er niet mee eens is, of er gehoor aan geven.

Deze overtuiging houdt natuurlijk weinig rekening met iemands gevoeligheden. Ik kom daardoor, in mijn hechte relaties, dus al snel ongevoelig over, als ik kwistig met mijn waarheden in het rond strooi.

Wat zeg ik dan zoal?

Ik heb geen zin om daar met je mee naartoe te gaan.
Dat vind ik niet leuk.
Ik vind dat je dat niet handig aangepakt hebt.

Dat vind ik een heel aantrekkelijke man (tegen mijn vriend).
Ik heb geen oog dicht gedaan vannacht, omdat je keihard lag te snurken.
Ik vind die grapjes van je helemaal niet leuk.
Wat je nu aan hebt vind ik lelijk.
Ik vind die ene vriendin van je irritant.
Ik vind het onaantrekkelijk als je zo weinig op je gemak lijkt (tegen mijn vriend).
Ik vind mijn ex nog altijd lief (tegen mijn vriend).
Aan dat liedje heb ik hele fijne herinneringen, daar vree ik altijd op met mijn eerste vriendje (tegen mijn vriend).
Die denkwijze van je vind ik belachelijk. 

Geen wereldschokkende opmerkingen, maar je kunt je misschien voorstellen dat al dit eerlijks een heleboel niet zo gezellige situaties heeft opgeleverd.

 

En toch. Een stevige basis van openheid en eerlijkheid betekent voor mij dat we écht close zijn. Kennelijk durven we volledig onszelf te zijn bij elkaar. We weten daardoor precies wat we wel en niet aan elkaar hebben, daar hoeven we niet aan te twijfelen. Dat schept vertrouwen. Natuurlijk is het niet altijd leuk, om iemands ongezouten waarheid te horen, maar de voordelen daarvan wegen wat mij betreft ruimschoots op tegen de nadelen. Als we daar goed op reageren, dus niet overgevoelig en afwijzend, dan geeft dat een veilig gevoel. Ook heel belangrijk.

Als die basis er is, dan behoor je al snel tot één van mijn meest favoriete personen, bij wie ik me het meest comfortabel en vrij voel. Een klein clubje is dat maar, momenteel bestaande uit mijn ouders, mijn zus, mijn vriend en enkele goede vrienden. En exliefjes. Het is een belangrijke reden waarom ik liefdesrelaties niet graag kwijtraak, ook niet als ze al lang voorbij zijn.

Ik voel me het best bij mensen die maling hebben aan sociaal wenselijkheid, en dat ook niet van mij verwachten.

 

Mijn vriend is anders. Hij is zelf heel voorzichtig in wat hij wel en niet zegt, en hoe hij het zegt. Hij is eigenlijk de eerste die me er expliciet op attent maakte dat hij mijn openheid niet altijd als geschenk ervaart. Sterker nog, hij ziet het meestal eerder als ongevoelig en onaardig. Ik kan hem hard raken met mijn woorden. Het levert steeds weer kleine conflicten op. Om die escalaties te voorkomen, heeft hij er een signaalwoord voor verzonnen: ‘Bla’. Als hij dit tegen me zegt – hij doet dat overigens op een grappige, overdreven duidelijk gearticuleerde manier, waardoor ik meteen in de lach schiet – dan is dat een teken dat ik volgens hem onnodige dingen zeg. Dingen die bijvoorbeeld irritant zijn, de sfeer verpesten, kwetsend zijn, of totaal overbodig zijn.

Hij zegt het heel vaak.

Bla.

Bla.

Blaaaaa.

Ik heb een mening, ik heb een ME-NING!”, zingt hij dan, waarbij hij me plagend in mijn zij prikt. 

Social media staat er ook vol mee, met meningen. Daar blijft hij zelf het liefst ver van weg. Ik niet. Ik doe er lekker aan mee, en geniet ervan om andermans meningen te horen. Ik hou van meningen.

Zijn mening hierover is echter confronterend voor mij.

Jeetje, kennelijk zeg ik heel vaak stomme, kwetsende en onnodige dingen, als ik dan eindelijk voel dat ik helemaal mezelf mag zijn. Die zelfcensuur is kennelijk echt nodig, concludeer ik dan een beetje verbolgen.

 

Zijn moeder had hem ooit een wijze les geleerd (vast niet zonder reden), die hier betrekking op heeft, en die hij ook weer aan mij geleerd heeft: “Is wat je wil zeggen waar, is het aardig, en is het nodig? Pas als het aan twee van deze drie voorwaarden voldoet, dan mag je het zeggen.”

Is het waar en aardig, maar niet per se nodig, zoals een vriendelijk en gemeend compliment?
Ga je gang.

Is het waar en nodig, maar niet per se aardig, zoals gevraagde kritische feedback?
Ga je gang.

Is het aardig en nodig, maar niet per se waar, zoals een leugentje om bestwil om iemand te plezieren, als diegene ergens heel erg onzeker over is?
Ga je gang.

Is het waar, maar niet per se aardig en bovendien niet nodig, zoals ongevraagde kritiek geven, vooral als iemand daar al onzeker over is?
Bla.

Toen ik de oorsprong van deze wijze les probeerde te traceren, om jullie te kunnen vertellen waar die vandaan komt (Google weet het niet precies, de wijsheid wordt aan meerdere bronnen toegeschreven, waaronder de Buddha), zag ik dat de les zijn oorspronkelijke vorm was verloren, zoals dat zo vaak gaat met aan elkaar doorvertelde verhaaltjes. Iets moet niet aan twee, maar aan alle drie de voorwaarden voldoen, voordat je je mond mag opentrekken. Kun je het je voorstellen? Wat een rust zal dat opgeleverd hebben. Wat saai.

Ik ben het dus niet helemaal eens met deze wijsheid, in beide vormen. Ik ben ervan overtuigd dat onuitgesproken ‘onaardige’ zaken onderhuids kunnen gaan etteren, en zich opstapelen, waardoor je al snel met een vulkaan aan onuitgesproken onaardige zaken zit. Die vulkaan staat een liefdevolle en oprechte verbinding in de weg. En vroeg of laat explodeert-ie. Ofwel omdat je knallende ruzie krijgt, en je het er alsnog op extreem lompe wijze uitgooit, ofwel omdat je de verbinding door al die opgestapelde etter wil verbreken en ervandoor gaat (vieze metafoor trouwens).

 

Laatst had ik een ruzietje met mijn vriend, dat hier mooi bij aanhaakt. Ik weet niet eens meer waarover – dat heb ik waarschijnlijk verdrongen. Ik zei in elk geval onaardige en onnodige dingen, zoals ik dat doe binnen mijn hechte relaties. Opeens zegt hij out-of-the-blue, en op z’n allervalst: “Dat truitje wat je aanhebt vind ik trouwens vreselijk lelijk!”. Verbaasd kijk ik naar mijn shirt, één van mijn favorieten. ‘Wat? Dit leuke truitje?’. Even is het stil. Ik moet vreselijk lachen, en gelukkig lacht hij al snel mee. De opzichtigheid waarmee hij zich daarnet verbaal tegen mij verdedigde, als een spuwende vulkaan, maakt de situatie komisch. Ik heb hem kennelijk gekwetst, en daarom kwetst hij mij terug. Ook met iets onnodigs en onaardigs. Dat zal me leren. Hem leerde het ook iets, namelijk dat het goed voelde om de pijnlijke waarheid te zeggen, en dat ik er emotioneel veilig op reageerde door te lachen.

 

Het zette me aan het denken. Hoe open en eerlijk mag/moet je zijn in een relatie? Moet je inderdaad álles uitspreken naar elkaar? Of is het beter voor de relatie als je sommige dingen voor je houdt? Het is een lastig te bepalen grens, vooral voor open-boeken-binnen-hechte-relaties zoals ik.

Veel van mijn cliënten worstelen hier ook mee. Want wanneer is het noodzakelijk om iets te delen met je partner, en wanneer niet? Wanneer ben je onnodig kwetsend, en wanneer is je pijnlijke mededeling wel op zijn plaats?

Ga je bijvoorbeeld een eenmalig slippertje of beëindigde affaire opbiechten, omdat je open en eerlijk wil zijn?
Zeg je eerlijk dat je je partner niet (meer) zo aantrekkelijk vindt?
Vertel je precies wat jou aan de ander ergert of waar je op afknapt, als je twijfels hebt over de relatie?
Geef je eerlijk toe dat je je aangetrokken voelt tot een ander?
Deel je al je diepste geheimen, of beschamende fantasieën, met elkaar?

 

Ik denk dat een wijs criterium is, dat als jij voelt dat het nodig is om iets potentieel pijnlijks te zeggen, dat het dan gezegd moet worden. Zeker als je merkt dat het ongezegde in jou begint te etteren, en te stapelen, dan is het belangrijk dat je het bespreekbaar maakt. Liefst op een moment dat jullie beiden goedgehumeurd en rustig zijn.

Óf als iemand je vraagt om open en eerlijk te zijn, dan wordt het wat mij betreft ook nodig. (Dit is een lastige.. ik weet het.) Wie een vraag stelt, kan een eerlijk antwoord verwachten. Kan hij die ‘onaardige’ waarheid niet aan, dan kan hij de vraag maar beter niet stellen. Dat is ook een wijze les.

Momenteel kies ik voor balans; in al mijn relaties, hecht of niet. Ik deel mijn waarheid, maar ik houd ook rekening met het effect op de ander en doe mijn best de relatie goed te houden. Ik ben open en eerlijk, maar niet op het harde af. Als het niet echt nodig voelt om iets te zeggen, dan houd ik mijn mond. Soms voelt dat als zelfcensuur, maar het is me meer waard om niet kwetsend of storend te zijn. Een soortgelijke houding verwacht ik ook van de mensen om mij heen. Mijn vriend oefent nu juist met vaker zeggen wat hem dwars zit, en merken dat dat de relatie ten goede komt, omdat ik het hoor, hem er niet om afwijs, en er (meestal) iets mee doe.

Ook probeer ik wat toleranter te zijn over leugentjes ‘om bestwil’. Ik vind het nog steeds niet leuk, als ik ze opmerk – en dat is een understatement – maar het is geen reden voor oorlog. Ik begrijp het eigenlijk best, dat je je soms zo denkt te moeten beschermen.

Er schiet heus nog wel eens een ‘bla-tje’ uit mijn mond en een ‘iets verbloemde waarheid’ uit de zijne, maar dat mag best. Dat maakt ons ons.