Toen ik nog jonger was, zat ik vrijwel altijd in scheve relaties. Met een ex-liefje van een flink aantal jaren geleden zat ik in een heftige dynamiek, waarbij we telkens over elkaars grenzen gingen, maar toch bij elkaar bleven omdat we elkaar niet kwijt wilden; wellicht herkenbaar voor mensen die op dit blog terecht zijn gekomen.
Hij was altijd druk aan het werk, had bergen stress, sliep slecht en dronk vrij veel. Ik stond altijd voor hem klaar. Hij hoefde maar te bellen en ik was er. Mijn leven stond in teken van hem, zo dol was ik op hem. Ik vond het heerlijk om er zo voor hem te kunnen zijn. Te voelen dat hij mij nodig had, al zou hij dat zelf nooit zo zeggen.
Naast zijn niet kunnen committen tot een officiële relatie, wat een groot punt van gedoe tussen ons was, was misschien wel ons grootste struikelblok onze ruzies. Het ging telkens mis als hij het gevoel kreeg dat ik er niet voor hem was. Om een paar voorbeelden te geven.. Dit gebeurde als hij rond 23 uur nog met me wilde wandelen en praten, omdat hij tegen het plafond opvloog van de stress, en ik net naar bed wilde gaan en dus niet mee wilde. Of als hij voor de zoveelste keer hetzelfde werkgerelateerde probleem aan me voorlegde en ik niet met volle aandacht en interesse naar hem luisterde. Als ik toch iets deed, wat hij me gevraagd had niet te doen. Als ik tegen hem inging tijdens een discussie. Als ik met mijn ogen rolde als hij dominant tegen me deed. Als ik hem (per ongeluk) ergens mee beledigde. Al die keren ontstak hij in blinde woede en kreeg ik de meest nare verwensingen naar mijn hoofd geslingerd: “Je tikt niet!”, “Je bent een f*cking egoïst!”, “Stomme tr*t!”, “Domme koe!”. Als ik daarop weerwoord gaf en niet direct spijt betuigde, dan kon ik “oprotten”. Hij heeft me nooit geslagen, maar me wel een keer hardhandig naar de deur gewerkt. Als ik volgens hem echt iets vreselijks had gedaan, dan strafte hij me door geen contact meer op te nemen en me te blokkeren. Die boosheid hield hij vol tot ik voldoende had laten zien dat het me speet en dat ik begreep wat ik verkeerd had gedaan. Ik leerde op eieren te lopen en me onderdanig naar hem op te stellen, want dan kwam het het snelst weer goed.
Ik vond die uitbarstingen verschrikkelijk en had geen idee hoe ik ermee om kon gaan. Ik beefde als een rietje als hij boos op me was en wist niet wat ik kon doen om hem te kalmeren. Ik was doodsbang dat het zou escaleren, of dat hij me niet meer zou willen zien. Ik zag wel dat deze woede buiten proportioneel was, maar ik zag ook dat het vaak ook deels aan mij lag. Meestal ging er namelijk iets aan vooraf, waardoor hij terecht boos op me was. Ik wist precies wat hem triggerde, maar keer op keer gebeurde het toch weer. Als het leed al was geschied, zag ik mijn aandeel pas. Hij zei dat ik de enige was die hem zo het bloed onder zijn nagels vandaan kon halen. Ik wilde dus leren gevoeliger voor zijn behoeftes te zijn.
Daarnaast zag ik zeker ook zijn stuk. Ik zag hem als overspannen en nog erg emotioneel onvolwassen. Ik zag de link met zijn jeugd, waarin het emotionele aspect op z’n zachtst gezegd absoluut niet op de voorgrond stond. Hij had zich kennelijk vaak niet gesteund en gezien gevoeld. Daar had ik compassie voor, dus wilde ik degene zijn die hem kon helpen met mijn onvoorwaardelijke liefde. Ik wilde dat hij wist dat hij op mij kon rekenen, altijd. Hij mocht mij nodig hebben, graag zelfs. Daarbij, ik had hém net zo hard nodig natuurlijk, hij gaf mijn leven invulling en betekenis. Ik wilde het liefst 24/7 bij hem zijn. Ik dacht niet na over stoppen. Waarom zou ik weggaan? We hadden het toch ook zo leuk samen en ik hield toch zoveel van hem? Ik wilde hem absoluut niet kwijt.
Dit zijn kenmerken van relatieverslaving, oftewel co-dependency. Veel partners van verslaafden (aan drugs, alcohol, seks.. etc.) vertonen dit hulpverlenersgedrag en het constante goedpraten van de geliefde.
Ondertussen ging het steeds slechter tussen ons. Niets maakte me verdrietiger en moedelozer dan al zijn irritaties en woede-uitbarstingen. Híj was er ook telkens van uit het veld geslagen. Hij zag dat hij veel te fel reageerde en afschuwelijke dingen zei en deed in zijn woede. Daar voelde hij zich schuldig over, maar hij zei dat het vooral aan mij lag. Ík gedroeg me onmogelijk.
Pas toen het uit was, nadat ik hem betrapt had op (seksueel) flirterig contact met talloze andere meisjes – dat hij had ter compensatie, omdat hij zich zo’n loser bij me voelde, zei hij -, en ik hem niet meer nodig had, omdat ik direct met anderen aan het daten sloeg (dat deed ik toen nog zo), verbeterde onze relatie. We bleven in contact, als vrienden. Dat werkte veel beter. Als hij boos op me werd en nare dingen zei, dan boeide me dat minder. Ik kon rustiger blijven in het moment, omdat zijn boosheid mij niet meer triggerde in mijn verlatingsangst. “Prima, dan ben je maar boos”, dacht ik dan. Ik liet een stilte vallen, keek hem niet bedreigend aan, en zei rustig: “Sorry dat ik xxx deed, ik zie dat dat niet oké is. En besef je ook dat het echt niet aardig is wat je nu zegt/doet?”. Dat de-escaleerde de situatie meestal wel. Bleef hij boos en onredelijk doen, dan ging ik gewoon naar huis of vroeg hem naar huis te gaan. Meestal volgde dan al snel een berichtje van hem, met een sorry en dat hij te heftig gereageerd had.
Ik leerde hem uiteindelijk steeds minder te triggeren. Ik deed meestal wat hij van me vroeg, lette op mijn houding richting hem en zorgde ervoor dat ik hem niet steeds teleurstelde in die zin. Dat klinkt misschien ongezond, maar ik had ook te leren minder egocentrisch en respectvoller te zijn. Er zat meestal wel een kern van waarheid in de redenen waarom hij boos op me werd, ik kon me echt als een verwend nest gedragen. Ik verlangde echter wel wederkerigheid in onze vriendschap, dus vroeg ik ook zaken van hem qua hulp en steun. Dat deed ik voorheen zelden. Onze band werd gelijkwaardiger en onze interactie veranderde dramatisch, ten goede.
In de tijd daarna hebben we geen ontploffende ruzies meer gehad. Deels omdat ik erop lette dat ik hem niet respectloos behandelde, deels omdat hij uitsprak wat hij niet fijn vond, als hij toch boos werd. Soms floepte er nog wel eens iets heel onaardigs uit bij hem, maar ik liet dat dan maar van me afglijden, wetende dat hij het niet meende. Wel benoemde ik altijd dat het heel kwetsend was, als hij zoiets zei. Dan kreeg ik al snel een welgemeende sorry. Ik weet nu dat de boosheid zijn automatische beschermingsreactie tegen een gekwetst gevoel was. ‘Valse macht’, zoals dat heet in Past Reality Integration. Hij mocht nog leren ‘au’ te zeggen, op die momenten dat ik hem per ongeluk kwetste met een ongevoelige opmerking of actie, in plaats van ‘wat ben jij een stomme tr*t’.
Door niet gelijk weg te rennen toen het moeilijk werd, maar het op vriendschappelijke basis nog een kans te geven, hebben we allebei veel kunnen leren wat relatievaardigheden betreft. Iets wat mij zeker niet gelukt was als ik in de relatie was gebleven, daar had ik meer emotionele afstand voor nodig. Hoe kwetsend en pijnlijk die periode soms ook was, toch kan ik er door deze groei nu vooral dankbaarheid voor voelen.