Vrij laten in de liefde; wel willen, niet kunnen – waar ligt de grens?

Sinds ik me verdiept hebt in yoga-wijsheden (het achtvoudige pad en de vier edele waarheden van het Buddhisme) begin ik steeds ‘zweveriger’ te worden. Ik ben met Katholieke invloeden opgevoed, maar geloofde zelf nooit in God of het hele Bijbelse verhaal. Ik vond het maar dommig als mensen wel geloofden. Ik lachte ze stiekem uit. Maar ergens beneed ik hun volle overtuiging en de hoop en kracht die ze uit hun geloof leken te putten, vooral als dingen tegen zaten.

De afgelopen jaren las ik veel over het Buddhisme, omdat ik meditatie en contemplatie zo mooi vond. Hun manier van in het leven staan vond ik geweldig: liefdevol, geweldloos en leven volgens je waarden in plaats van volgens je conditionering en hedonistische impulsen. Het ging er ook over het leven te accepteren zoals het komt (ook de minder leuke dingen als ziekte, afscheid en dood) en in te zien dat we zélf ons lijden veroorzaken met onze gedachten. Sinds ik veel aandacht aan dit pad besteed in mijn eigen leven, voel ik me veel beter over de ‘zin’ van mijn leven. Het voelt niet doelloos meer. Ik ben er ook van overtuigd dat er een hogere kracht is die mij helpt, die ín mij zit en in alle andere mensen, dieren en planten en in het Leven op zich. Een kracht die we niet kunnen waarnemen of begrijpen, die talloze ‘toevalligheden’ laat gebeuren en die hartstikke fascinerend en mooi is. Ik heb daardoor veel meer respect en bewondering voor het leven gekregen.

Anyway.. Nu is er een gedeelte uit die leer waar ik veel moeite mee had. Dat van de vrije liefde, de onthechting. Mensen die met spiritualiteit bezig zijn zullen het vast herkennen. Het zegt dat we ons willen vastklampen aan iemand die liefde bij ons opwekt. We willen het in een doosje stoppen en nooit kwijtraken. We ontlenen een gevoel van veiligheid aan de beschikbaarheid van die ‘liefde’. Als je daar even over nadenkt zie je dat dat best gek is. Je kunt iemands liefde (of passie voor jou) niet bezitten en als je probeert dat toch te doen, dan wordt de kans groter dat hij of zij je juist ontglipt. Ook al leg je jullie gevoelens vast in een soort contract: de relatie, het huwelijk of de seksrelatie met allemaal ongeschreven regels, dan nog kunnen die gevoelens veranderen. Het is schijnveiligheid. Liefde laat zich zo niet consolideren. En toch proberen we het.

Ik zag voor het eerst mijn eigen grijp- en claimgedrag in relaties, om die liefde maar veilig te stellen. Dat wilde ik niet meer doen, dus ik ben er grondig mee aan de slag gegaan. Het heeft me veel gebracht.

Maar.. ik begreep het concept van vrije liefde al die tijd niet helemaal. Ik ging er veel te ver in. Dat had een reden. Mensen met een vermijdende hechting en bindingsangst leken het concept te kapen en gaven mij daarmee het gevoel dat ik niet open-minded was, als ik dat wat ik met iemand deelde per se ‘een relatie’ wilde noemen. Of dat ik spiritueel gezien niet goed bezig was als ik binnen dit soort ‘niet-relaties’ zaken van mijn geliefde verlangde. Ik raakte er helemaal van in de war.

Ik worstelde met het feit dat ik in onthechting veel waarheid zag, maar het kennelijk toch niet kon laten om liefde ‘vast te willen grijpen’. Ik wilde op regelmatige basis van de liefde genieten en ik wilde ook dat het een relatie zou heten. Ik wilde wederkerigheid. Heel normaal zou je zeggen, maar dat gedrag strookte dus niet meer met wat ik zag als levenswijsheid. Ik wilde in staat zijn gewoon mensen lief te hebben, zoals het komt. Niet verwachten dat diegene zich aan mij committeert, regelmatig bij me wil zijn en tussendoor contact met me onderhoudt, maar het over te laten aan wat er is. Als hij mij één keer per week of per twee weken wil zien, vrijwel nooit met me wil bellen of appen, naast mij ook anderen ziet en verder niets met mij wil opbouwen, dan zou dat prima moeten zijn. Leven en laten leven. Forceren heeft geen zin, dan raak je de liefde die er wel is kwijt.

Maar ik kon het niet. Mijn hele lichaam sloeg op hol als ik het probeerde (en ik heb het echt een hele tijd geprobeerd). Ik was bang, ik had stress, ik was verdrietig, ik voelde me shit. Ik trok het niet. En dan kon Jan Geurtz in het boek ‘Bevrijd door liefde‘ (zo’n beetje mijn Bijbel op relatiegebied) wel mooi zeggen dat ik zelf met die gevoelens moest leren dealen door er gewaar van te blijven en ze zo vanzelf te laten oplossen, zonder de ander ervoor verantwoordelijk te stellen en van alles van hem te verlangen.. ik kon het niet. Mijn hele mentale, emotionele en lichamelijke gezondheid ging eraan als ik het probeerde. Ik mediteerde me het leplazerus, bleef bij de pijn in mijn lichaam aanwezig tot die verminderde, probeerde niet mee te gaan in de wilde verhalen van mijn hoofd. Het lukte meestal wel, maar zodra ik stopte kwam alles met volle kracht weer terug, vooral als ik wilde gaan slapen. Ik wilde niet eindigen in een gesticht, als gevolg van mijn proberen oké te zijn met het ideaalbeeld van onthechting.

Ik traumatiseerde mezelf dus alleen maar nóg meer in het soort niet-wederkerige niet-relaties dat ik had en raakte een beetje verbitterd: “Zie je wel, geen enkele man waar ik op val is te vertrouwen; ze geven niks om liefde, ze willen alleen maar vrij zijn. Dan maar geen man.”

Als ik geen niet-relatie had met een geliefde voelde ik me kalm, maar ik zag me niet voor altijd de mannen afzweren, de liefde is juist zo ontzettend mooi! In een relatie waarin ik veel samen was met mijn geliefde voelde ik me ook kalm, maar dat soort versmolten relaties wilde ik niet meer. Maar wat dan?

Een grote complicerende factor is het feit dat ik helaas voornamelijk aangetrokken wordt door mannen in het uiterste van het verbindingsspectrum: mannen die heel weinig samenzijn verdragen en dus veel vrijheid verlangen. En zij voelen zich juist aangetrokken door vrouwen in het andere uiterste van het spectrum: die vrijwel altijd samen willen zijn. Deze mannen voelen wat ik voel als we veel samen zijn: stress, angst, frustratie. Voor hun is dat ook niet te doen en zij raken daardoor ook verbitterd (“zie je wel, alle vrouwen waar ik op val willen alleen maar meer, meer, meer; het is nooit genoeg, ze laten me niet met rust.”). Het leek dus een no-win situatie. Als ik mijn zin kreeg dan raakten zij in paniek, als zij hun zin kregen raakte ik in paniek.

Ergens moet er een tussenweg te vinden zijn, waarin we beiden op het randje van onze comfort zone leven, zonder er te ver overheen te gaan en onszelf te her-traumatiseren. Die comfort-zone rekt dan – als je het goed doet – steeds een beetje op, wordt dus steeds wat groter. Zij voelen zich dan goed bij meer samenzijn en ik bij meer vrijheid. Uiteindelijk zul je bij een vorm van vrije liefde uitkomen: verbonden, maar ook vrij.

Vrije liefde betekent namelijk dat er wel degelijk wederzijdsheid is in liefde, maar dat je simpelweg niet probeert iemand te veranderen of dingen te verbieden, maar diegene gelukkig probeert te maken en zijn/haar lijden probeert te verminderen. Van beide kanten dus!

Voor een van mijn geliefden was de druppel mijn eis dat het een relatie zou mogen heten, dat wilde hij niet. Hoewel ik zeker weet dat hij genoot van de liefde die er tussen ons was en me nu vast ook mist, wilde/kon hij niet over die drempel stappen. De ex waar hij naar terug verlangt, was veel op zichzelf en vroeg niet veel. Dat was rustiger voor zijn stress-systeem. Ze waren wel samen, maar niet teveel. Het is desondanks uitgegaan, omdat hij toch nog teveel zijn vrijheid had genomen. Iets waar hij veel spijt van had, achteraf, maar wat hij ook wel goed praatte (hij had de verleidingen zelf tenslotte niet opgezocht, hij had alleen geen ‘nee’ gezegd). In onze niet-relatie had hij ook de vrijheid om helemaal te doen wat hij wilde: weinig afspreken, amper contact tussendoor, reizen en feesten zolang en met wie hij maar wilde, zelfs anderen zien – als hij daar maar eerlijk en open over was. En nog was die vrijheid kennelijk niet genoeg voor hem. Voor mij was het echter al veel teveel vrijheid. Toen ik dat eindelijk besefte, vroeg ik steeds om een beetje meer verbinding, zodat het ook voor mij goed zou voelen: ik wilde hem wat vaker zien, wilde wat meer contact tussendoor.. dat lukte nog.. en ik wilde dat het uiteindelijk ook een relatie zou heten. Dat trok hij niet. Nu heeft hij zijn gewenste volledige vrijheid. Tenminste, van mij dan. Hij zal wel weer verder gefladderd zijn naar iemand anders, die vast ook telkens meer, meer, meer wil.

Dit verhaal staat niet op zichzelf, maar past op vrijwel al mijn exen. Ze bleven alsmaar meer vrijheid nemen, gevraagd en ongevraagd. Tot ik er op emotionele wijze wat van zei en de bom (de relatie) barste.

If we have to chase love, it isn’t love. Love meets us halfway – Jeff Brown.”

Tja, ik leer het nooit als mijn geliefden me niet halverwege willen ontmoeten. We hebben beiden te leren wat de ander ons te bieden heeft: het vermogen tot intimiteit versus het vermogen tot autonomie. Zolang we niet samen op een rustige wijze uitvogelen waar het randje van ons beider comfort zone ligt (waar ons win-win-punt ligt), zal de relatie hoe dan ook klappen, ofwel uit een gebrek aan ervaren intimiteit door mij, ofwel uit een gebrek aan ervaren autonomie door hen. We moeten samen naar onze sweet-spot van genoeg intimiteit en genoeg autonomie zoeken. Alleen dan kan het werken en leren we van elkaar. Zo hoeven we niet constant hetzelfde patroon te herhalen in relaties, omdat we nooit geleerd hebben uit het uiterste van het spectrum te komen.

De volgende keer dat ik in een potentiële relatie stap moet dit emotionele afstemmen op elkaar plaatsvinden. Ofwel omdat de ander van nature de principes van vrije liefde doorleeft (dus veilig gehecht is) ofwel omdat de ander bereid is naar zichzelf te kijken en ook naar het randje van zijn comfort zone betreffende intimiteit te komen, om die zo langzaam steeds groter te maken. Ik tolereer geen berusting in emotionele onbeschikbaarheid meer. Liefde is geven en ontvangen. Het moet niet alleen maar op mijn schouders terecht komen (door het een niet-relatie te noemen en nauwelijks verbinding te hebben samen), dat werkt niet voor mij. Daar ga ik letterlijk aan onderdoor.

 

(Tip: heldere YouTube podcast van Alan Robarge – Hechtingstrauma Therapeut over omgaan met emotionele onbeschikbaarheid. Hij gebruikt een mooie analogie voor emotionele beschikbaarheid: het overgooien van een bal. Als iemand de bal niet vangt en/of niet teruggooit valt het spel oftewel de emotionele verbinding stil. Ga dus weg bij mensen die de bal op consistente basis niet willen vangen en teruggooien, met andere woorden: mensen die geen waarde hechten aan het spel en je niet halverwege ontmoeten.)

 


 

NAMING LOVE TOO EARLY

– by David Whyte

 

Naming love too early is a beautiful but harrowing human difficulty. Most of our heartbreak comes from attempting to name who or what we love and the way we love, too early in the vulnerable journey of discovery. We can never know in the beginning, in giving ourselves to a person, to a work, to a marriage or to a cause, exactly what kind of love we are involved with. When we demand a certain specific kind of reciprocation before the revelation has flowered completely we find our selves disappointed and bereaved and in that grief may miss the particular form of love that is actually possible but that did not meet our initial and too specific expectations. Feeling bereft we take our identity as one who is disappointed in love, our almost proud disappointment preventing us from seeing the lack of reciprocation from the person or the situation as simply a difficult invitation into a deeper and as yet unrecognizable form of affection.

The act of loving itself, always becomes a path of humble apprenticeship, not only in following its difficult way and discovering its different forms of humility and beautiful abasement but strangely, through its fierce introduction to all its many astonishing and different forms, where we are asked continually and against our will, to give in so many different ways, without knowing exactly, or in what way, when or how, the mysterious gift will be returned.

We name mostly in order to control but what is worth loving does not want to be held within the bounds of too narrow a calling. In many ways love has already named us before we can begin to articulate what is occurring, before we can utter the right words or understand what has happened to us or is continuing to happen to us: an invitation to the most difficult art of all, to love without naming at all.

 

Uit het boek CONSOLATIONS: The Solace, Nourishment and Underlying Meaning of Everyday Words.